Ademhalen lijkt simpel: lucht in, lucht uit. Maar 'onder de motorkap' gebeurt er veel meer.

• Je ademt niet met je longen, maar met spieren: vooral het middenrif en de tussenribspieren. En spieren kan je trainen!

• Wanneer die spieren zich aanspannen, trekken ze de longen open. Door de ontstane onderdruk stroomt zuurstofrijke lucht naar binnen.

• In de longblaasjes wordt die zuurstof afgegeven aan je bloed die het naar het hele lichaam transporteert voor je energievoorziening. Bij het uitademen ontspannen de spieren zich en verwijderen de lucht met koolstofdioxide uit je lichaam.

 

Het zuurstofgehalte in je bloed is bijna altijd hoog, wat je ook doet en hoe je ook ademt: rond de 98–100%. De echt bepalende factor in je ademhaling is de balans met koolstofdioxide (CO₂).

 

Waarom is CO₂ zo belangrijk?

We denken vaak dat koolstofdioxide afval is, maar het speelt een sleutelrol. Bij de energieproductie in je cellen komt deze stof vrij, en is dan weer het signaal aan het langsstromend bloed om zuurstof aan de cellen af te geven. Bij een gezonde ademhaling is er genoeg CO₂ om te zorgen dat er voldoende zuurstof vanuit het bloed aan je cellen wordt overgedragen. Maar adem je te snel of te oppervlakkig, dan adem je teveel CO₂ uit. Het gevolg: er ís wel zuurstof in je bloed, maar je cellen kunnen dit niet meer goed opnemen.

​

Dit noemen we chronische lichte hyperventilatie. Veel mensen hebben dit zonder het te beseffen. Het leidt onder andere tot klachten als stress, vermoeidheid, hoofdpijn, spierspanning en prikkelbaarheid.

 

Kort gezegd: niet hoe véél je ademt is belangrijk, maar hoe efficiënt je lichaam die adem benut.

​

Lees ook over 'Ademhaling en stress' en 'Problemen met ademhaling'